Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de procedure ter voorkoming van uithuiszettingen op de private huurmarkt.

Indiener(s)
Mathias Vanden Borre
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 364)

 
Datum ontvangst: 15/10/2020 Datum publicatie: 25/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 25/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
22/10/2020 Ontvankelijk p.m.
25/11/2020 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    In Vlaanderen heeft N-VA minister Diependaele, ter bevordering van de woonzekerheid op de private huurmarkt, een Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen op poten gezet. Het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen (FBUH) is op 1 juni 2020 in werking getreden, met een sterke focus op preventie en een sleutelrol voor het OCMW. Door het OCMW wordt namelijk een rechtstreekse financiële tussenkomst aan de verhuurder verleend. Het betreft aldus een gedeelde financiële verantwoordelijkheid van het Fonds en het OCMW. Het OCMW staat daarnaast ook in voor de begeleiding van de private huurder met huurachterstal.

Huurders en verhuurders kunnen geen rechtstreekse aanspraak maken op het Fonds. Het OCMW dat de huurder begeleidt, beslist autonoom om al dan niet gebruik te maken van het Fonds. Het OCMW, de huurder en de verhuurder sluiten vervolgens een begeleidingsovereenkomst, waarbij de huurder zich er enerzijds toe verbindt om de begeleiding van het OCMW te aanvaarden en de afbetalingen na te komen. De verhuurder verbindt er zich anderzijds toe geen vordering tot uithuiszetting in te leiden, zolang het afbetalingsplan wordt nageleefd. Als het plan niet wordt nageleefd, verwittigt de verhuurder het OCMW en geeft hij het OCMW minstens 2 weken de tijd om een oplossing te zoeken, vooraleer de vordering in te leiden.

Binnen de 5 dagen na de ondertekening van de begeleidingsovereenkomst ontvangt de verhuurder 50% van de huurachterstal van het OCMW, met een maximum van 1.250 euro. Voor het saldo wordt in de begeleidingsovereenkomst een afbetalingsplan opgenomen. Het OCMW ontvangt van het Fonds een forfaitair bedrag van 200 euro en tot 35% van de huurachterstal, met een maximum van 875 euro.

Op deze manier wordt de verhuurder beschermd tegen huurachterstallen en wanbetaling vanwege de huurder en wordt eveneens de continue huisvesting van de huurder gewaarborgd. U zal met mij akkoord zijn dat uithuiszettingen ten allen tijde dienen vermeden te worden gelet op de vele negatieve socio-economische gevolgen die daaraan verbonden zijn. Indien een uithuiszetting toch niet vermeden kan worden, moet er alleszins tijdelijk noodopvang beschikbaar zijn. In Vlaanderen wordt daarvoor ingezet op de uitbouw van gemeentelijke noodwoningen.

Ik had u hierover graag de volgende vragen gesteld.

1. Hebt u zicht op het aantal uithuiszettingen in ons gewest? Naar schatting worden er jaarlijks 5.000 verzoeken tot uithuiszetting ingediend, waarvan er 1.200 tot een uitzettingsprocedure leiden. Beschikt u over cijfers voor 2018 en 2019?;

2. Welke preventieve acties onderneemt deze regering om uithuiszettingen in de eerste plaats te voorkomen? Wordt een fonds, zoals dat in Vlaanderen bestaat, overwogen?;

3. Indien een uithuiszetting toch niet kan vermeden worden, wordt er dan voorzien in tijdelijke noodopvang of een alternatief?
 
 
Antwoord    Ik dank u voor uw vraag, die me de gelegenheid biedt om in te gaan op een verontrustend probleem voor veel Brusselaars, namelijk het verlies van hun woning.

Kwetsbare personen of personen die reeds in armoede leven, hebben sneller en vaker te maken met uithuiszettingen en worden er ook zwaarder door getroffen. Deze problematiek verdient dus al onze aandacht in deze periode van gezondheidscrisis en huisvestingscrisis.

Daarom heb ik op 8 oktober 2020 een overheidsopdracht gelanceerd voor de evaluatie van de bestaande wetgeving inzake uithuiszettingen.

De volgende punten zullen onder meer op mijn verzoek worden geanalyseerd:
- De invoering van een moratorium op uithuiszettingen tijdens de winter voor alle woningen;
- De invoering van een monitoring van de uithuiszettingen op het gewestelijke niveau om het exacte aantal uithuiszettingen op het grondgebied te kennen;
- De invoering van een specifieke uithuiszettingsprocedure voor transitwoningen en woningen die worden bewoond in het kader van een overeenkomst voor precaire bewoning.

Op dit ogenblik beschikt Brussel Huisvesting niet over cijfers over het aantal uithuiszettingen in ons Gewest.


Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad vermeldt in zijn Brussels Armoederapport 2018 het cijfer van 5.000 uithuiszettingsaanvragen voor 2017, waarvan er een op 4 daadwerkelijk zou zijn uitgevoerd.

Sinds 2000 bestaat er een moratorium op uithuiszettingen tijdens de winter voor sociale woningen, voor de periode van 1 december tot 28 februari.

Naar aanleiding van de gezondheidscrisis door de pandemie heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op mijn verzoek een moratorium op alle uithuiszettingen tot 31 augustus 2020 goedgekeurd.

Naar aanleiding van de recente tweede golf van de pandemie en de maatregelen die federale regering op 30 oktober 2020 heeft genomen, heb ik de Minister-President gevraagd om opnieuw een moratorium op uithuiszettingen in te stellen.

Het besluit van 10 november 2020 verbiedt alle uithuiszettingen tot 13 december 2020.

Ik deel u ook mee dat de Adviesraad voor Huisvesting (ARH) werkt aan een initiatiefadvies over uithuiszettingen. Hiervoor is momenteel geen termijn bepaald.

Wat betreft uw laatste vraag, beschikt Brussel Huisvesting niet over informatie hierover.

Er bestaan echter wel oplossingen voor noodopvang. Over het algemeen wordt deze noodopvang georganiseerd door het OCMW of de hulpverleningssector, die onder de gemeenschapsbevoegdheid vallen.

Transitwoningen zijn ook essentiële instrumenten voor de herhuisvesting van uit huis gezette personen.

Momenteel zijn er 316 transitwoningen en 74 woningen voor daklozen.

Personen die hun woning verliezen omdat deze onbewoonbaar of onveilig is verklaard, kunnen een beroep doen op de sociale begeleiding van de DGHI.