Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende actie nr. 8 van het Brussels plan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen

Indiener(s)
Clémentine Barzin
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 764)

 
Datum ontvangst: 10/02/2022 Datum publicatie: 18/03/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 15/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
14/02/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

Op donderdag 16 juli 2020 heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op uw voorstel het eerste Brusselse plan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen goedgekeurd. Halverwege wens ik u een vraag te stellen over actie nr. 8 "Beschikken over een nauwkeurig regionaal beeld van de problematiek”:

  • Welke kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over het onbekende aantal slachtoffers en over de factoren die de slachtoffers ertoe aanzetten al dan niet klacht in te dienen, zijn tot nu toe verzameld?

  • Hoe kwantificeert u het onbekende aantal en hoe komt u daaraan? Hebt u daartoe een panel van Brusselse vrouwen ondervraagd? Hebt u een onderzoek uitgevoerd waarbij Brusselse vrouwen werd gevraagd of ze minstens eenmaal werden aangerand en of ze naar aanleiding daarvan geen klacht hebben ingediend?

  • Laat u het aangekondigde onderzoek naar de prevalentie van de geweldplegers in Brussel uitvoeren? Welke aantallen levert dat tot nu toe op?

  • Wat zijn de resultaten van de gewestelijke veiligheidsenquête 2020? Wanneer in 2022 zal de tweede fase plaatsvinden ?

  • Is het onderzoek over geweld tegen vrouwen in de openbare ruimte (BPV/OBPV) uitgevoerd? Zo niet, wanneer dan wel? Welke onderzoeksgebieden komen concreet aan bod in deze studie? Met welke tools?

  • Hoe maakt u het College van procureurs-generaal in concreto bewust van de problematiek?

 

 
 
Antwoord    Bij de Gewestelijke Veiligheidsenquête (GVE) van 2020 werd aan burgers (inwoners, pendelaars en toeristen) gevraagd of zij in de voorbije twaalf maanden slachtoffer waren van bepaalde feiten. De voornaamste trends staan vermeld in het jaarverslag van het Observatorium van 2020. De resultaten van het onderzoek, met onder meer een uitsplitsing per geslacht, zullen nader worden toegelicht in een katern van het Observatorium, dat binnenkort verschijnt.

Uit de enquête blijkt dat meer dan één inwoner op twee (55%) zegt slachtoffer te zijn geweest van intimidatie in de openbare ruimte (bij de pendelaars bedroeg dat aantal zelfs zeven op de tien). In vergelijking met de vorige enquête werd, in lijn met de prioriteiten van het Gewest (die vastgelegd zijn in het GVPP en in het bijzonder in het Brusselse plan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen), uitvoeriger ingegaan op het verschijnsel intimidatie in de openbare ruimte. De respondenten moesten voor verschillende feiten aangeven hoe vaak zij ermee te maken hadden gekregen. De meest voorkomende incidenten die door vrouwen werden gemeld, waren obscene gebaren of indringende blikken in de openbare ruimte (42,5% van de vrouwen kreeg daar in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête mee te maken), beledigingen of bedreigingen (37,8%), achtervolgd worden of opdringerig aangesproken worden (27,3%), seksistische/LGBTQI-fobe opmerkingen of fluiten (24,7%) en aanschurken, aanraken of strelen (10,5%). Meldingen over bedreigingen of beledigingen in de openbare ruimte komen evenveel voor bij mannen (37,9%). Uit de analyse blijkt echter wel dat het geslacht een zeer grote invloed heeft op de kans om slachtoffer te worden van obscene gebaren en indringende blikken, seksistische of LGBTQ-fobe opmerkingen en gefluit, achtervolgd of opdringerig aangesproken worden of van aanschurken, aanraken of strelen.
Dat bevestigt de bevindingen van verschillende eerdere studies, waarin werd benadrukt dat vrouwen vaker het slachtoffer zijn van seksistisch of seksueel getinte handelingen in de openbare ruimte.

Voorts is uit de GVE van 2020 gebleken dat 6% van de inwoners en 9% van de pendelaars aangaf te maken te hebben gehad met seksuele intimidatie en 2% van de inwoners en pendelaars met seksueel geweld of verkrachting.

Wat het aantal klachten betreft, blijkt uit de enquête dat psychologisch geweld/intimidatie en seksuele intimidatie (na discriminatie) het minst vaak bij de politie worden aangegeven. Volgens de politie werden pesterijen slechts in 31% van de gevallen en seksuele intimidatie in 33% van de gevallen gemeld door de inwoners. Die lage percentages tonen aan hoe belangrijk slachtofferenquêtes, zoals de GVE, zijn om een deel van het dark number van de criminaliteit aan het licht te brengen. Er dient echter op gewezen dat zelfs bij een dergelijke enquête bepaalde feiten onder de radar blijven. Een niet gering deel van de respondenten wenste namelijk niet te antwoorden op de vraag over seksueel geweld (12% van de inwoners op de vraag over seksuele intimidatie en 9% op de vraag over seksuele aanranding/verkrachting).


De belangrijkste redenen die de respondenten noemden om geen klacht in te dienen, zijn dat ze er het nut niet van inzien (51% van de inwoners), dat ze vermoeden dat er toch geen gevolg aan gegeven wordt (33%), dat ze bang zijn niet geloofd te worden (17%) of om de situatie te verergeren (15%). Vrouwen dienen verhoudingsgewijs vaker geen klacht in, omdat ze het gevoel hebben dat de procedure zinloos is en dat er geen gevolg aan de klacht zal worden gegeven.

In 2022 zal BPV opnieuw een gewestelijke veiligheidsenquête voor natuurlijke personen organiseren - die van 2021 was (net zoals die van 2019) namelijk gericht tot rechtspersonen. Het proces loopt.

Er dient eveneens op gewezen dat het Brussels Gewest (via Brussel Preventie en Veiligheid, equal.brussels en het BISA) ook meewerkt aan de uitvoering (financiering, methodologie, analyse van de resultaten) in België van een Europese enquête over gendergerelateerd geweld (EU survey on gender based violence against women and other forms of inter-personal violence), waarvan de resultaten in 2023 worden verwacht.

Zoals reeds bleek uit verschillende onderzoeken - en onlangs nog uit een interuniversitair onderzoek naar partnergeweld - zijn daders van huiselijk geweld moeilijk te benaderen. De daders die in gerechtelijke dossiers zijn geïdentificeerd, vertegenwoordigen slechts het topje van de ijsberg - net als de slachtoffers overigens. De anderen zijn moeilijk te bereiken en dus moeilijk te tellen. Om zichzelf te kunnen aanzien als pleger van huiselijk geweld moet men immers al een individueel traject hebben doorlopen en hebben nagedacht over de eigen verantwoordelijkheid voor het geweld. Aanvaarden om zichzelf te aanzien als dader, betekent ook zichzelf blootstellen aan een vorm van stigmatisering. In bovengenoemd onderzoek konden de onderzoeksteams bijvoorbeeld 88 slachtoffers interviewen, maar slechts 19 geweldplegers.

Het Observatorium werkt voortdurend rond gendergerelateerd geweld en publiceert de belangrijkste cijfers daarover in zijn jaarverslag. Dat van 2020 is beschikbaar op de website van Brussel Preventie en Veiligheid. Momenteel voert het Observatorium onderzoek naar seksueel geweld in de openbare ruimte en op uitgaansplaatsen.

Tot slot werkt Brussel Preventie en Veiligheid regelmatig samen met de partners van het parket van Brussel rond de opvolging van het GVPP. Wat het nationale vervolgingsbeleid betreft, werd de noodzaak om prioriteit te verlenen aan intrafamiliaal geweld opgenomen in de volgende kadernota Integrale Veiligheid. Dat punt kreeg de aandacht van het College van Procureurs-Generaal.