Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de prioritaire thema’s van de Staten-Generaal

Indiener(s)
Mathias Vanden Borre
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 905)

 
Datum ontvangst: 22/02/2022 Datum publicatie: 05/04/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 25/03/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
08/03/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag   

Op voordracht van de minister van Plaatselijke Besturen, Bernard Clerfayt, heeft de Regering op 17 februari 2021 de prioritaire thema’s vastgelegd waarover in het kader van de Staten-Generaal gediscussieerd zal worden.

In dat verband heb ik de volgende vragen:

  1. Welke prioritaire thema’s worden op de Staten-Generaal gediscussieerd?

  2. Welke thema’s werden niet weerhouden door de gemeenten en de OCMW’s?

  3. Welke thema’s werden naar voren geschoven door de gemeenten en de OCMW’s?

  4. Hoe ziet het verdere verloop eruit van de Staten-Generaal? Welke raadplegingsmodaliteiten zijn er?

  5. Welke (gemeentelijke, gewestelijk en parastatale) instellingen en verenigingen uit het maatschappelijk middenveld nemen deel aan de Staten-Generaal?

  6. Wanneer wordt een rapport en een actieplan opgeleverd?

  7. Wanneer en hoe wordt het Parlement betrokken bij de Staten-Generaal?

 

 

 

 
 
Antwoord    Om de regering te helpen overeenstemming te bereiken over de thema's, werden deskundigen die gespecialiseerd zijn in de institutionele aspecten van Brussel, door de regering gekozen om een ​​lijst van te behandelen thema's en een methodologische nota in te dienen voor de organisatie van de Staten-Generaal.
De thematische reikwijdte is opgebouwd rond vier pijlers die zijn onderverdeeld in een reeks meer afgebakende onderwerpen.

De
eerste pijler richt zich op burgerschap en de werking van instellingen en heeft tot doel kwesties aan te pakken die verband houden met de relatie tussen burgers en overheidsinstanties, met name vanuit het oogpunt van de vertrouwensband tussen hen en hun instellingen. Thema's die onder deze pijler aan bod komen, zijn onder meer verkiezingen en het kiessysteem, participatieve en deliberatieve democratie, de begrijpelijkheid van de Brusselse instellingen, het evenwicht tussen de taalgroepen en het vertrouwen tegenover de mandatarissen.

De
tweede pijler spitst zich toe op verschillende cruciale domeinen en uitdagingen op het vlak van overheidsbeleid voor het Gewest waarin de vraag rijst naar de efficiëntie of de doeltreffendheid van de tenlasteneming in het huidige institutionele kader. Het gaat om:
- Werk (en beroepsopleiding)
- Onderwijs
- Mobiliteit
- Cultuurbeleid
- Openbare netheid
- Veiligheid en politiezones
- Parkeren
- Urbanisme – ruimtelijke ordening – huisvesting.


De
derde pijler behandelt de organisatie van de Brusselse gemeenten en de relaties tussen de plaatselijke besturen en het Gewest, met inbegrip van vraagstukken in verband met de overdracht van bevoegdheden tussen gemeenten en het Gewest, fiscaliteit, intra- en intergewestelijke financiële solidariteit, relaties tussen het BHG en zijn hinterland en de territoriale indeling van de gemeenten.

Ten slotte focust de
vierde pijler, in een toekomstgerichte benadering, op de institutionele organisatie van Brussel en de geschiktheid ervan in het licht van de uitdagingen waarmee het op langere termijn wordt geconfronteerd (duurzame en houdbare financiering, ecologische crisis en instellingen op lange termijn).

Daarnaast worden aan deze vier pijlers twee transversale thema's toegevoegd:
- de evaluatie van de werking van de gewestelijke instellingen en hun optimalisering;
- de evaluatie van het overheidsbeleid (op alle niveaus).

Om uw tweede vraag te beantwoorden en verwijzend naar de ABV die bepaalt dat de Staten-Generaal ernaar streven
"de steeds terugkerende vragen over de organisatie van de gemeenten, OCMW’s, politiezones en het Gewest zonder enig taboe te bespreken” kan ik u mededelen dat alle door de deskundigen voorgestelde thema's door de regering in aanmerking werden genomen.

Met betrekking tot uw derde vraag heb ik op 9 juni 2021 een brief gestuurd aan de burgemeesters om hen, evenals hun OCMW's, te betrekken bij de onderwerpen die zij in het toepassingsgebied willen opnemen.

Op hun verzoek en om de gemeenten in staat te stellen hun bijdrage correct in te dienen, zijn wij bij brief van 17 juli 2021 overeengekomen om de reactietermijn te verlengen tot 30 september 2021.

Omdat de planning steeds strakker werd, waren we genoodzaakt om in februari 2022 met de werken te starten zonder feedback van de gemeenten of de OCMW’s.

Gezien het zeer brede spectrum dat wordt bestreken door de reikwijdte die met mijn partners in de regering is vastgesteld op basis van voorstellen van hooggekwalificeerde deskundigen over de institutionele aspecten van Brussel, kunnen we echter hopen dat alle mogelijke en gewenste onderwerpen zonder taboe kunnen worden besproken tijdens het proces van organisatie van de Staten-Generaal.

De gemeenten en OCMW’s zullen uiteraard deelnemen aan het proces van de Staten-Generaal, zoals zal worden toegelicht in mijn antwoord op uw volgende vraag.

Met betrekking tot uw vraag over de modaliteiten van raadpleging, bestaat het overlegproces uit drie delen:
- raadpleging van de burgers door middel van een brede en representatieve enquête van de Brusselse bevolking en haar diversiteit bij een welbepaalde steekproef van Brusselaars;
- raadpleging van institutionele actoren, maatschappelijke organisaties en het maatschappelijk middenveld tijdens open thematische debatten;
- deliberatieve panels die de Brusselaars en de eerder geraadpleegde betrokken actoren samenbrengen om op een open manier uit te wisselen en te debatteren.


Dit proces zou in het tweede kwartaal van 2022 van start gaan en eindigen in het vierde kwartaal van 2022.

De verschillende "institutionele" gemeentelijke of gewestelijke organisaties of verenigingen (vb. Federatie van Brusselse gemeentesecretarissen, Federatie van OCMW's, Brulocalis, enz.) zullen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de Staten-Generaal.
De overige uit te nodigen instellingen en verenigingen uit het maatschappelijk middenveld worden bepaald met de steun van de groep van deskundigen die door de regering op voorstel van de ministeriële kabinetten wordt aangesteld. In het voorjaar zullen de eerste gesprekken hierover plaatsvinden.

De indiening van het rapport aan het Parlement, na kennisname van de regering, is gepland voor begin 2023. Op basis van de aanbevelingen en volgens de opmerkingen die worden gemaakt met betrekking tot het ingediende rapport, is het de bedoeling om het actieplan in de loop van 2023 aan het Parlement voor te leggen.

Het Parlement zal dus aan het einde van het proces worden betrokken, wanneer het ingediende rapport openbaar wordt gemaakt en voor commentaar vatbaar is, nadat de Regering er kennis van genomen heeft.