Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de evacuatie van personen met beperkte mobiliteit uit een metrostation in geval van een probleem

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 1346)

 
Datum ontvangst: 23/08/2022 Datum publicatie: 08/11/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 25/10/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/09/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

 

Ik wens u te ondervragen naar de evacuatievoorzieningen voor PBM in de metrostations van de MIVB. De toegankelijkheid van de verschillende vervoermiddelen wordt gemakkelijker, ook al is er nog werk aan de winkel, maar hoe zit het bijvoorbeeld bij evacuatie na een brand?

Graag een antwoord op volgende vragen:

  • Welke evacuatieprocedures zijn door de MIVB specifiek ingesteld voor personen met beperkte mobiliteit? Is er een procedure voor elk station? Wordt er opleiding gegeven aan het personeel dat belast is met de bijstand in geval van evacuatie van een persoon met beperkte mobiliteit?

    • Worden er tests uitgevoerd?

      • Zo ja, hoe vaak? Wat zijn de resultaten van de afgelopen drie jaar?

      • Zo niet, waarom niet?

    • Hoe lang duurt het gemiddeld om een PBM uit een metrostation te evacueren?

    • Zoals bekend gebruiken PBM's liften om de metro te bereiken. In geval van brand wordt echter meestal gezegd dat de liften niet kunnen worden gebruikt. Wat doen PBM's dan om het station te verlaten? Kunnen ze gebruik maken van de lift met een brandweerman? Zijn er speciale stoelen om ze mee de trap op te nemen? Zijn er toevluchtsoorden voor PBM's?

 

 
 
Antwoord    Bij evacuatieprocedures wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten situaties, meer bepaald de noodevacuatie (wanneer mensen in gevaar zijn) en de niet-spoedeisende evacuatie (wanneer het verkeer wordt onderbroken zonder gevaar voor mensen).
De procedures zijn identiek in alle stations. Plaatselijke situaties zijn dat echter niet. Daarom is de MIVB voortdurend in overleg met de DBDMH, die met name beschikt over de voorlopige interventieplannen (VIP) om haar activiteiten uit te voeren.
De MIVB-diensten worden op de hoogte gebracht wanneer in een station bijstand wordt geleverd. Mocht zich dan een onvoorziene gebeurtenis voordoen, is het personeel van de MIVB opgeleid om de evacuatie uit te voeren. Instructies hierover maken uiteraard deel uit van de opleiding.
In de praktijk blijft het bijstandspersoneel gedurende de opdracht in contact met de persoon die bijstand krijgt. Dit principe blijft van kracht in geval van een niet-spoedeisende evacuatie en geldt ook voor situaties waarin iemand zich aan boord bevindt zonder de kosteloze bijstand van de MIVB te hebben ingeroepen. Bij een evacuatie zijn het de bestuurders zelf die zich moeten bekommeren om personen met beperkte mobiliteit.
Bij een noodevacuatie die tussenkomst van de DBDMH vereist, is het mogelijk dat het personeel van de MIVB het terrein moet verlaten om verdere ongevallen of gevaar te voorkomen. In dat geval wordt de DBDMH op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van de te evacueren persoon.
Er worden regelmatig noodplanoefeningen gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om de evacuatie van personen met beperkte mobiliteit, aangezien hun aanwezigheid systematisch in rekening wordt gebracht. De scenario's van deze oefeningen, die worden uitgevoerd met verschillende externe diensten, waaronder de DBDMH, zijn variabel en richten zich in de meeste gevallen op gewonden die in die situatie ook personen met beperkte mobiliteit zijn.
De frequentie van de crisissimulaties varieert en de organisatie ervan hangt met name af van de middelen van de hulpdiensten. In 2019 werden twee van dit soort oefeningen gehouden, in 2020 en in 2021 telkens één.
De grootste verbeteringen die voortvloeien uit deze oefeningen betreffen niet de evacuaties zelf, maar de technische aspecten van de communicatie tussen de hulpverleners. Elke oefening moet worden gezien als een training die de prestaties verbetert.
Het is niet mogelijk de gemiddelde evacuatietijd voor een persoon met beperkte mobiliteit te bepalen. Deze termijn hangt af van veel verschillende en variabele factoren.
Wanneer een evacuatie wordt bevolen, gaan de liften naar het uitgangsniveau van het station, met de deuren open. De hulpdiensten kunnen ze echter wel gebruiken. Zij kennen en beheersen deze elementen en bepalen de evacuatiemethoden volgens de ter plaatse ingeschatte mogelijkheden. Het is bijvoorbeeld perfect mogelijk om een rolstoelgebruiker zonder zijn of haar technisch hulpmiddel te evacueren als dit te zwaar blijkt voor het personeel en de liften niet meer beschikbaar zijn.
Er bestaan zeker evacuatiestoelen, maar die zijn bedoeld om slachtoffers of mensen met beperkte mobiliteit van de verdiepingen van een gebouw te laten zakken. Ze zijn niet bedoeld om mensen naar hogere niveaus te vervoeren. Eventuele draagoperaties van personen worden georganiseerd door de DBDMH.
Bij het ontwerp van het Brusselse metronet in de jaren 70 is geen rekening gehouden met de nood aan vluchtzones voor personen met beperkte mobiliteit. Het concept maakt wel deel uit van de ontwerprichtlijnen voor de stations van de toekomstige lijn 3.