Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het beheer van biologisch afbreekbaar afval

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1247)

 
Datum ontvangst: 11/10/2022 Datum publicatie: 23/11/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 22/11/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
17/10/2022 Ontvankelijk
 
Vraag   

Het beheer van biologisch afbreekbaar afval heeft een groot exploitatiepotentieel en vormt nog steeds een aanzienlijke uitdaging op het gebied van economie en leefmilieu. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt echter meer dan 80% verbrand en niet gebruikt. We missen dus de kans om dit afval te recycleren tot biogas en/of meststof, terwijl onze bodems armer worden en de stadstuinbouw intensiever wordt.

Op lokaal niveau zijn er verschillende initiatieven van collectiviteiten die oplossingen voorstellen voor een beter gebruik van bioafval. Deze projecten stuiten echter vaak op verschillende obstakels, zowel van regelgevende, politieke als economische aard, waardoor zij geen rol kunnen spelen in het afvalbeheer.

Mijn vragen zijn als volgt: 

  • Wij hebben in de commissie reeds gesproken over wettelijke belemmeringen, met name Europese belemmeringen. U vertelde ons dat het gewest momenteel werkt aan het verzoek om deze maatregelen op te heffen, ik zou graag willen weten hoe het staat met deze belemmeringen? Is er vooruitgang?

  • U hebt ons in de commissie ook verteld dat "uw doelstelling was de verbranding van voedsel en organisch afval zoveel mogelijk te beperken en dat u uw acties in de komende maanden zal uitbreiden”. Wat is er sindsdien gebeurd? Welke maatregelen zijn er genomen? Kennen we thans de cijfers over het gebruik van dit afval? Zijn deze cijfers positief geëvolueerd?

  • Ten slotte had u een dienst opgezet die ondersteuning biedt aan projectleiders op het gebied van de exploitatie van bioafval om een milieuvergunning te verkrijgen, zodat zij hun innovaties konden uitproberen. Kunt u ons een evaluatie van deze dienst geven? Wat is de balans? Quid met de cijfers, zijn er veel projecten ingediend?

 

 

 

 
 
Antwoord    1.
De wetgeving in kwestie, namelijk de Europese verordeningen 1069/2009 en 142/2011, is bedoeld als bescherming tegen gezondheidscrisissen zoals die zich in het verleden hebben voorgedaan: de uitbraak van mond- en klauwzeer, de overdraagbare spongiforme encefalopathieën zoals boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en de dioxinen in diervoeder.

Sommige aspecten van de wetgeving, met name de vereisten inzake hygiëne en het op de markt brengen van compost, zijn echte uitdagingen voor ondernemers en kunnen sommige projecten van de circulaire economie, vooral de kleinere, belemmeren.

Het Gewest is niet bevoegd om de door Europa voorziene maatregelen op te heffen.
Leefmilieu Brussel heeft een allesomvattend kader voor zulke projecten gecreëerd, binnen de grenzen van de gewestelijke bevoegdheden en zoals voorzien in die verordeningen. Dat kader werd gepubliceerd in Brudalex 2.0.

Het stelt ondernemingen in staat om:
- beperkte hoeveelheden voedselafval te composteren, zonder de compost op de markt te brengen en zonder een milieuvergunning aan te vragen. Ondernemingen kunnen zich zelfs binnen een activiteitenzone groeperen en samen composteren onder dezelfde voorwaarden;
- grote hoeveelheden voedselafval te composteren en de compost op de markt te brengen, met een milieuvergunning. Een nieuwe rubriek 106.3 werd gecreëerd om het voor exploitanten gemakkelijker te maken om een erkenning te krijgen. Ze kunnen hun verwerkingsproces voor bioafval testen en informatie verzamelen die nodig is om het te valideren en om een erkenning te krijgen. Die rubriek 106.3 valt onder klasse 1D, zodat de opvolging van projecten gecentraliseerd wordt bij Leefmilieu Brussel. Leefmilieu Brussel is reeds verantwoordelijk voor de afgifte van de erkenning en beschikt over de technische deskundigheid op het gebied van dierlijke bijproducten (DBP). De vergunning wordt verkregen via de vereenvoudigde procedure voor tijdelijke vergunningen, maar geldt voor maximaal vijftien jaar. Dat is dus een echte administratieve vereenvoudiging voor innovatieve ondernemingen die dierlijke bijproducten verwerken.

Daarnaast laat Brudalex 2.0 burgers ook toe om bioafval collectief te composteren via buurtcompostering en biedt het een betere omkadering voor die praktijk.
2.
In de wetgeving wordt nu voorzien in een verplichting om bioafval nuttig toe te passen (voedsel- en groenafval) voor de ondernemingen (Brudalex 2.0) en de huishoudens (besluit dat binnenkort door de regering wordt aangenomen) vanaf 1 mei 2023.
Bioafval zal aan een geregistreerde ophaler aangeboden moeten worden of gecomposteerd moeten worden.
Er wordt dus verwacht dat de ophaling en de nuttige toepassing van bioafval in 2023 zullen toenemen en dat de hoeveelheid verbrand afval tegelijkertijd zal afnemen. De exacte cijfers zullen pas vanaf september 2024 beschikbaar zijn.

3.
De facilitator heeft sinds begin dit jaar 47 aanvragen van professionals verwerkt, waarvan er 24 betrekking hadden op bioafval. De voorgestelde technische oplossingen voor dat soort afval zijn compostering, behoud in de voedselketen (vooral onverkocht voedsel), nuttige toepassing door verwerking (gebruikte bakolie, biochar) en kleinschalige biogasproductie (biovergister). De eerste twee oplossingen zijn momenteel het populairst, met name omdat de wetgeving versoepeld werd door Brudalex 2.0. Bovendien hebben de gemeenten Molenbeek, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Sint-Gillis en Ganshoren hulp van de facilitator gevraagd om gemeentelijk afval te composteren.


Voor de laatste twee oplossingen zijn er meer regelgevende en administratieve belemmeringen, waardoor ze niet erg geschikt zijn voor kleinschalige installaties. De invoering van rubriek 106.3 door Brudalex 2.0 zou echter de mogelijkheid moeten bieden om in de toekomst vergunningen af te geven voor zulke installaties, op voorwaarde dat die voldoen aan de vereisten van de Europese verordeningen.