Schriftelijke vraag betreffende de zelfstandige vroedvrouwen en gewestelijke opleidings- en consultancysteun
- Indiener(s)
- Bianca Debaets
- aan
- Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek (Vragen nr 629)
Datum ontvangst: 11/10/2022 | Datum publicatie: 04/01/2023 | ||
Zittingsperiode: 19/24 | Zitting: 22/23 | Datum antwoord: 21/12/2022 |
Datum | behandeling van het stuk | Indiener(s) | Referentie | Blz. |
27/10/2022 | Ontvankelijk |
Vraag | Niet zolang geleden kopte De Standaard dat het inkomen van een zelfstandige vroedvrouw bijzonder laag is. Zo laag zelfs dat velen afhaken. Ook in Brussel snoeien vroedvrouwenpraktijken in hun aanbod, bij gebrek aan medewerkers. Hier staan zij er zelfs nog iets slechter voor dan in Vlaanderen. Zo hebben zij, en bij uitbreiding iedereen die in Brussel als zelfstandige in de gezondheidssector werkt, geen recht op gewestelijke opleidings- en consultancysteun. Enkel wie werkzaam is in een kindercrèche heeft dit wel. De medische wereld staat niet stil en logischerwijze verwachten wij dat deze mensen mee zijn met de laatste ontwikkelingen. Bovendien hebben we het hier over de omgang met zeer kwetsbare personen: borelingen en hun pas bevallen moeders. Het belang van de toegankelijkheid tot opleidingen is dus groot. Helaas is het voor deze professionals, en bij uitbreiding alle beroepen binnen de gezondheidssector, niet haalbaar dat zij zelf nog deze opleidingen bekostigen, die in het belang zijn van de volksgezondheid. Vandaar dat ik u volgende vragen stel:
|
Antwoord | Het visum voor de toegang tot het beroep van vroedvrouw wordt afgegeven door de FOD Volksgezondheid, waarvan de website de cijfers over het aantal actieve vroedvrouwen vermeldt. De door Brussel Economie en Werkgelegenheid toegekende opleidingspremie is, net als de andere premies die wettelijk geregeld zijn door de ordonnantie van 3 mei 2018 betreffende de steun voor de economische ontwikkeling van ondernemingen, bestemd voor ondernemingen. Dat wil zeggen dat publieke ondernemingen, ondernemingen die opdrachten van openbaar nut vervullen, ondernemingen waarvan het maatschappelijk doel geen economisch en commercieel karakter heeft en ondernemingen waarvan de financiering van publieke oorsprong meer dan 50% bedraagt, daarvan zijn uitgesloten. De sectoren menselijke gezondheidszorg en welzijn zijn dus de facto uitgesloten, met uitzondering van crèches en kinderdagverblijven. |