Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende artikel 60 en artikel 61 tewerkstelling in Brussel

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 1089)

 
Datum ontvangst: 07/12/2022 Datum publicatie: 06/02/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 06/02/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
20/12/2022 Ontvankelijk
06/02/2023 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag   

Artikel 60 en artikel 61 zijn arbeidsovereenkomsten die worden gesloten tussen een organisatie en het OCMW die een vorm van sociale bijstand inhouden. Op deze manier wordt het OCMW ertoe in staat gesteld om werk aan te bieden aan personen die nog nooit actief waren op de arbeidsmarkt of die ervan zijn afgedwaald. Zo komt de begunstigde opnieuw korter bij de arbeidsmarkt en heeft de tewerkgestelde na afloop van de overeenkomst ook opnieuw recht op een werkloosheidsuitkering.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

  • Kan u een overzicht aanleveren van het aantal mensen die respectievelijk met een artikel 60 of een artikel 61 tewerkgesteld zijn sinds het begin van de legislatuur? Kan u een opsplitsing aanleveren:

    • per jaar

    • per OCMW

    • per rechtsvorm van de aanvragende organisatie

    • per doelstelling indien het vzw’s betreffen?

  • Kan u een overzicht aanleveren van de mensen die tewerk gesteld worden, opgesplitst per leeftijd, taalrol, geslacht, nationaliteit, woonplaats en duur traject. Welke (opvallende) tendensen neemt u waar en kan u deze toelichten? Hoe evalueert u in het algemeen deze maatregel in het kader van het Brussels tewerkstellingsbeleid?

  • Kan u een overzicht aanleveren per OCMW van het percentage rechthebbenden op steun dat tewerkgesteld wordt met artikel 60 of artikel 61 contracten? Hoe evalueert u deze cijfers tov de vooropgestelde doelstellingen?

  • Hebt u zicht op het percentage van de mensen, tewerk gesteld onder artikel 60 of artikel 61 uitstromen naar de arbeidsmarkt aan het einde van hun contract? Hoe evolueert dit percentage sinds het begin van de legislatuur? Hebt u zicht hoe deze cijfers zich verhouden tot de cijfers van de uitstroom in de andere gewesten? Welke verklaring hebt u voor de eventuele verschillen?

  • Wanneer zat u laatst samen met de verschillende actoren omtrent deze thematiek? Welke is de belangrijkste feedback van de OCMW’s enerzijds en Actiris anderzijds? Op welke manier neemt u dit mee in de vormgeving of bijsturing van het activeringsbeleid van deze regering? Welke hervormingen worden bestudeerd en welk budget trekt u hiervoor uit?

 
 
Antwoord   

Kan u een overzicht aanleveren van het aantal mensen die respectievelijk met een artikel 60 of een artikel 61 tewerkgesteld zijn sinds het begin van de legislatuur ? Kan u een opsplitsing aanleveren:

    • per jaar
    • per OCMW
    • per rechtsvorm van de aanvragende organisatie
    • per doelstelling indien het vzw’s betreffen ?

 

Voor de uitsplitsing per jaar en per OCMW sinds het begin van de legislatuur verwijs ik naar de tabel "Aantal aangeworven personen per geslacht en per jaar" in de bijlage.

De gegevens betreffende de rechtsvorm van de organisaties en de doelstellingen van de verenigingen die de in artikel 60 bedoelde inschakelingswerknemers tewerkstellen, worden uitsluitend door de OCMW's bijgehouden.

Het jaarlijks verslag over de uitvoering van de ordonnantie van 28 maart 2019 betreffende de inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, § 7, dat bij het Parlement wordt ingediend, bevat de lijst van de belangrijkste functies die deze werknemers uitoefenen.

Er is overleg gaande tussen Actiris, mijn kabinet en de Federatie van OCMW's om de gegevens over de externe gebruikers van deze betrekkingen geleidelijk te verbeteren en het jaarverslag te kunnen verrijken.

 

Kan u een overzicht aanleveren van de mensen die tewerk gesteld worden, opgesplitst per leeftijd, taalrol, geslacht, nationaliteit, woonplaats en duur traject. Welke (opvallende) tendensen neemt u waar en kan u deze toelichten? Hoe evalueert u in het algemeen deze maatregel in het kader van het Brussels tewerkstellingsbeleid ?

Net als voor wat uw vorige vraag betreft delen de OCMW’s bepaalde gegevens over hun begunstigden of hun partners niet. Ik kan u echter in de bijgevoegde tabel een volledige uitsplitsing op basis van de leeftijd van de werknemers geven en hieronder een synthetische uitsplitsing op basis van leeftijdscategorie en nationaliteit voor het jaar 2022:

 

Uitsplitsing op basis van leeftijdscategorie

 

 
   

Leeftijdscategorie

Aantal dossiers

   

<30 jaar

1461

   

30 - 55 jaar

2660

   

>= 55 jaar

289

   

Algemeen totaal

4410

   

 

Uitsplitsing op basis van nationaliteit

 

 
   

Nationaliteit

Aantal dossiers

   

Staatloze

3

   

België

2179

   

Buiten EU

1764

   

EU

464

   

Algemeen totaal

4410

   

 

 

 

 

Wat de trends betreft:

 

Wij constateren een duidelijke daling van de aanwervingen van de in artikel 60§7 bedoelde inschakelingsbetrekkingen van begunstigden van het (equivalent) leefloon in 2020 en 2021. Deze daling kan worden toegeschreven aan de gezondheidscrisis als gevolg van de ingrijpende veranderingen op de arbeidsmarkt en op de interne organisatie van de OCMW's en hun partners die deze veroorzaakte.

Ter herinnering: de OCMW's zijn afhankelijk van partners, waarvan sommige actief zijn in gebieden die getroffen zijn door de sluitingsmaatregelen. Hierdoor is de instroom van de doelgroep, de terbeschikkingstelling bij externe gebruikers, de uitvoering van competentieverwervingsplannen (CVP) en de tewerkstellingsmogelijkheden verminderd.

In 2021 is de situatie geleidelijk verbeterd, maar zonder dat de OCMW's gelijkwaardige of hogere tewerkstellingscijfers bereiken dan in 2019.

Voor de eerste tien maanden van 2022 neemt het gemiddelde aantal inschakelingsbetrekkingen weer licht toe, wat duidt op een herstel van de terbeschikkingstellingen.

De uitsplitsing op basis van geslacht blijft evenwichtig over de jaren en weerspiegelt de  cijfers met betrekking tot het (equivalent) leefloon.

Wat de voor het jaar 2022 vermelde leeftijdscategorieën betreft, is er een aanzienlijk aandeel van 24-29 en 35-44-jarigen.

 

Met betrekking tot het effect van deze maatregel op ons gewestelijk beleid wil ik u eraan herinneren dat deze, afgezien van het specifieke karakter en de resultaten ervan, gericht is op de inschakeling van kwetsbare personen die ver van de reguliere arbeidsmarkt af staan; dit wordt bereikt zowel door het in contact brengen met de baan dat hij biedt als door het opleidingsprogramma (CVP) dat de begunstigden in staat stelt hun vaardigheden en kwalificaties te verbeteren die hen naar een baan leiden op basis van hun beroepsproject.

Het blijft moeilijk om het effect van deze hervorming, die in 2020 in werking is getreden en in 2020 en 2021 sterk beïnvloed werd door de gevolgen van de gezondheidscrisis en de bijhorende maatregelen, grondig te beoordelen.

Kan u een overzicht aanleveren per OCMW van het percentage rechthebbenden op steun dat tewerkgesteld wordt met artikel 60 of artikel 61 contracten? Hoe evalueert u deze cijfers tov de vooropgestelde doelstellingen ?

U vindt de verschillende percentages in de tabel "Percentage aantal aangeworven personen per geslacht en per jaar (vergelijking van (equivalent) leefloon-cijfers)" in de bijlage.

 

In het algemeen blijven de meeste OCMW's streven naar de bovengenoemde gemiddelde doelstelling van 10%. Hoewel het algemene gemiddelde werd beïnvloed door de gezondheidscrisis, zoals hierboven uiteengezet, is dit nog steeds een realistische en ambitieuze doelstelling.

Hebt u zicht op het percentage van de mensen, tewerk gesteld onder artikel 60 of artikel 61 uitstromen naar de arbeidsmarkt aan het einde van hun contract? Hoe evolueert dit percentage sinds het begin van de legislatuur? Hebt u zicht hoe deze cijfers zich verhouden tot de cijfers van de uitstroom in de andere gewesten? Welke verklaring hebt u voor de eventuele verschillen ?

Wat betreft de mensen die na afloop van hun in artikel 70 bedoelde inschakelingsbetrekking een baan hebben gevonden, kan ik u vertellen dat in 2020 (het laatste jaar waarvoor deze cijfers beschikbaar zijn) 41% van de uitstromende begunstigden binnen een jaar een baan heeft gevonden. Dit percentage is vrij stabiel, want het bedroeg 41,6% in 2018 en 39,6% in 2019.

 

Wat het uitstroompercentage van andere gewesten betreft, heb ik helaas geen toegang tot deze informatie en kan ik u geen antwoord geven.

Vergelijkingen kunnen echter zeker niet alleen op basis van deze cijfers worden gemaakt. De regelingen verschillen per gewest en het Brussels Gewest heeft de kenmerken van een grote stad. Dat betekent dat een groot deel van de bevolking laaggeschoold en kwetsbaar is en met discriminatie wordt geconfronteerd, terwijl de arbeidsmarkt zich richt op gespecialiseerde profielen of op de verplichting om een erkend diploma te hebben (vooral in de overheidssector, die alleen al meer dan 50% van de banen in Brussel vertegenwoordigt). Gewesten als Vlaanderen en Wallonië hebben heel andere bevolkingsgroepen en werkgelegenheidsgebieden dan onze Brusselse realiteit.

Om conclusies te kunnen trekken moeten vergelijkingen worden gemaakt tussen hoofdstedelijke gebieden, d.w.z. steden en hun periferie.

Wanneer zat u laatst samen met de verschillende actoren omtrent deze thematiek? Welke is de belangrijkste feedback van de OCMW’s enerzijds en Actiris anderzijds? Op welke manier neemt u dit mee in de vormgeving of bijsturing van het activeringsbeleid van deze regering? Welke hervormingen worden bestudeerd en welk budget trekt u hiervoor uit ?

Ik heb de mogelijkheid om zeer regelmatig contact te hebben met deze actoren, aangezien de hervorming van het stelsel een opvolgingscomité heeft ingesteld via artikel 21 van het besluit van 23 mei 2019 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de inschakelingsbetrekking zoals bedoeld in artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Dit Opvolgingscomité is samengesteld uit een vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor Werk, een vertegenwoordiger van de minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen, een vertegenwoordiger van Actiris en een vertegenwoordiger van de Federatie van de Brusselse OCMW's. Naast deze leden zijn er ervaringsdeskundigen van het OCMW en Actiris. Aangezien ik verantwoordelijk ben voor zowel werkgelegenheid als plaatselijke besturen, ben ik twee keer en vaak vertegenwoordigd.

De laatste vergadering van dit comité vond plaats op 12 december 2022.

Naast dit comité worden tijdens de SPI-commissies occasionele vergaderingen georganiseerd met alle SPI-verantwoordelijken van de OCMW's en de Federatie van Brusselse OCMW's.

 

Wat dit werkgelegenheidsbeleid betreft, melden de OCMW's vooral de moeilijkheden die ze ondervinden om hun begunstigden aan de in artikel 60 bedoelde inschakelingsbetrekkingen te helpen. De genoemde gezondheidscrisis, maar ook een toename van de onzekerheid en kwetsbaarheid van deze groepen, drijft hen nog verder weg van werk. En als de voorwaarden toch vervuld zijn, zijn er nog bepaalde werkloosheidsvallen die bepaalde begunstigden ervan weerhouden dergelijke betrekkingen te aanvaarden, maar ik heb geen hefbomen met betrekking tot belasting op arbeid.

 

De 19 OCMW's werken samen met de Federatie om na te gaan waar verbeteringen mogelijk zijn. Ik wacht op informatie over hun werk, zodat ik er rekening mee kan houden en zo nodig het regelgevingskader kan aanpassen.

 

 

 

 

Ik wil alle hefbomen mobiliseren die het mogelijk maken de tewerkstellingsgraad van alle Brusselaars te verhogen. De verhoging van de vaardigheden moet ook gericht zijn op de werkzoekenden die het verst van de arbeidsmarkt af staan. De OCMW's zijn eerstelijnsactoren en moeten voor het Gewest essentiële partners blijven op het gebied van werkgelegenheid en opleiding.