Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende Geluidshinder door het stedelijk openbaar vervoer

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 1351)

 
Datum ontvangst: 30/01/2023 Datum publicatie: 20/03/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 08/03/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/02/2023 Ontvankelijk
 
Vraag   
We hebben het plan Quiet.Brussels verschillende keren in de bevoegde commissie besproken.  Sta me toe hier de link te leggen met het openbaar vervoer.

Zoals u weet, klagen veel inwoners van de gemeenten Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Etterbeek, Anderlecht, Oudergem en Molenbeek over de geluidshinder op de metrolijnen 1 en 5.

Zoals men kan zien op de website van Leefmilieu Brussel, hebben de MIVB en Leefmilieu Brussel op 25 juni 2004 een overeenkomst tot bestrijding van geluidshinder en trillingen door het openbaar vervoer gesloten.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

  • Heeft Leefmilieu Brussel naar aanleiding van klachten van omwonenden opdracht gekregen om metingen uit te voeren om ervoor te zorgen dat de referentiewaarden voor het luchtgeluid veroorzaakt door de trillingen op de metrolijnen 1 en 5 worden nageleefd ? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo neen, waarom niet?

  • Hoe heeft Leefmilieu Brussel met de MIVB de klachten over geluidsoverlast door deze metrolijnen behandeld?

  • Hoeveel maatregelen ter bestrijding van geluidshinder en trillingen door het openbaar vervoer voert Leefmilieu Brussel per jaar uit? Met welke resultaten?

  • Is de overeenkomst tot bestrijding van geluidshinder en trillingen door het openbaar vervoer, die op 25 juni 2004 werd gesloten door de MIVB en Leefmilieu Brussel, nog steeds actueel, gelet op de recente gebeurtenissen? Welke mogelijkheden onderzoekt Leefmilieu Brussel om de overeenkomst aan te passen aan de kenmerken van het nieuw rollend materieel van de MIVB?

 

 
 
Antwoord    1.
Leefmilieu Brussel heeft inderdaad vijf aanvragen ontvangen in het kader van de ‘Artikel 10’-procedure voor hinder veroorzaakt door de passage van metro's op de lijnen 1 en 5. Vier daarvan zijn ontvankelijk verklaard en de vijfde wordt momenteel geanalyseerd. Ze hebben betrekking op:
· de Emile Vanderveldelaan in Sint-Lambrechts-Woluwe;
· de de Broquevillelaan in Sint-Lambrechts-Woluwe;
· de Félicien Ropsstraat in Anderlecht;
· het Voltaireplein in Sint-Jans-Molenbeek;
· de Tervurenlaan en de Atrebatenstraat in Etterbeek.

Ter herinnering: door middel van de ‘Artikel 10’-procedure (verwijzend naar artikel 10 van de ordonnantie van 17 juli 1997 betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving) kunnen burgers de overheid interpelleren over de geluidshinder in hun straat of wijk door een collectieve klacht in te dienen. Die moet worden ondertekend door minstens een derde van de betrokken personen, die al dan niet eigenaar zijn, ten minste achttien jaar oud zijn, en woonachtig zijn in een vooraf bepaalde perimeter.

In het geval van deze vijf petities klagen de buurtbewoners over zowel geluids- als trillingshinder.

Wat de geluidshinder betreft, moet worden verduidelijkt dat het hier niet gaat om een klassiek probleem van luchtgeluid van de metro als zodanig (de metro bevindt zich in deze gevallen ondergronds), maar om een probleem van contactgeluid, d.w.z. geluid dat wordt veroorzaakt door de akoestische straling van de muren van een gebouw, die onderhevig zijn aan mechanische trilling, en dat dus alleen binnen dat gebouw wordt waargenomen. In vergelijking met luchtgeluid heeft contactgeluid meer lage frequenties en heeft het correlaties met trillingen.

Hoewel in de milieuconventie tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de MIVB betreffende de geluidshinder en de trillingen van 25 juni 2004 grenswaarden zijn opgenomen voor de trillingen, voor de hinder voor personen en volgens een Duitse DIN-norm, bestaat er momenteel geen enkele referentiewaarde, noch regelgevend, noch normatief, noch wetenschappelijk, voor contactgeluid. Leefmilieu Brussel heeft daarom de deskundigheid van een akoestisch adviesbureau ingeroepen om relevante indicatoren, mogelijke grenswaarden en een specifieke methodologie voor het meten en analyseren van het door metro’s veroorzaakte contactgeluid te helpen definiëren.

Voor de genoemde gevallen werd een eerste meetcampagne om de gewaarwordingen van de buurtbewoners te objectiveren uitgevoerd in de Emile Vanderveldelaan in Sint-Lambrechts-Woluwe. Uit de metingen, die over een periode van een week werden uitgevoerd, bleek dat de drempelwaarde voor trillingen (hinder voor personen) regelmatig werd overschreden tijdens de nachtperiode en op bepaalde momenten van de dag. Wat het contactgeluid betreft, lijken de gemeten testindicatoren in dit stadium van het onderzoek te bevestigen dat er een probleem is, in het bijzonder 's nachts en wanneer de metro’s passeren. Het geluid is waarneembaar en het repetitieve karakter ervan kan hinderlijk zijn.
De meetcampagnes op de andere vier sites zijn gepland voor de komende weken, rekening houdend met de eerste interventies van de MIVB aan haar infrastructuur en rollend materieel, interventies waardoor, volgens de buurtbewoners met wie Leefmilieu Brussel in contact blijft, de situatie momenteel lijkt te zijn verbeterd.
2.
Eerst moet eraan worden herinnerd dat de ‘Artikel 10’-procedure van de geluidsordonnantie losstaat van de acties in het kader van de milieuconventie betreffende de geluidshinder en de trillingen van 25 juni 2004, ook al wordt verwezen naar de grenswaarden van die conventie om de status van ‘zwart punt’ volgens ‘Artikel 10’ al dan niet te bevestigen. De onderzoeken en meetcampagnes in verband met de behandeling van ‘Artikel 10’ worden volledig onafhankelijk uitgevoerd.

In het kader van de conventie, en in het bijzonder met verwijzing naar:
· de consideransen ervan, waarin het volgende staat: “Om dit evenwicht te vinden tussen, enerzijds, de functie van het vervoer per tram en metro, onmisbaar voor de ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voor de uitvoerbaarheid van de gewestelijke mobiliteit, en anderzijds, de rust en de gezondheid van de omwonende bevolking, dient een noodzakelijke en opbouwende dialoog gevonden te worden tussen de aanwezige partijen”,
· en ook naar artikel 7, waarin het volgende is bepaald: “verbinden de partijen zich ertoe in overleg te zoeken naar geschikte oplossingen”,

zijn er regelmatige contacten tussen Leefmilieu Brussel en de MIVB om te anticiperen op het zoeken naar realistische en technisch duurzame oplossingen.

Na de eerste klachten over de ondergrondse metro heeft Leefmilieu Brussel dus contact opgenomen met de MIVB om na te gaan of die op de hoogte was van de hinder en of ze al een onderzoek had opgestart om een ​​oplossing voor het probleem te vinden.
De MIVB, die zich terdege bewust was van het probleem, was toen al mogelijke oplossingen aan het verkennen. Tegelijkertijd heeft Leefmilieu Brussel de procedures voortgezet om de hinder te objectiveren.
3.
Hoewel er enkele jaren geleden meer klachten over trillingen door trams waren, vooral in dichte en oude bebouwde gebieden en aan wissels of in bochten, behandelt Leefmilieu Brussel nu gemiddeld twee ‘Artikel 10’-klachten over de MIVB per jaar, die haar ertoe brengen de klachten van buurtbewoners te objectiveren door middel van metingen.



De afgelopen vier jaar heeft slechts één meetcampagne uitgewezen dat de drempelwaarden van de conventie niet werden overschreden (noch voor luchtgeluid noch voor trillingen). In de andere gevallen werden aanbevelingen geformuleerd en heeft de MIVB corrigerende maatregelen (slijpen, rollend materieel en/of infrastructuur regelmatiger onderhouden, snelheid verlagen, enz.) genomen.

De samenvattende nota's van de verschillende meetcampagnes zijn beschikbaar op de cartografische site van Leefmilieu Brussel (Geodata:
https://geodata.leefmilieu.brussels/client/view/20391cea-2842-46c7-8c1d-63a69f599b85).

4.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de MIVB hebben op 25 juni 2004 een milieuconventie ondertekend betreffende de geluidshinder en de trillingen (voortgebracht door trams en metro's) om de hinder ervan te beheersen en te verminderen. Die conventie wordt jaarlijks onderworpen aan een begeleidingscomité en wordt periodiek geëvalueerd.

Zo werd ze in 2008 aangevuld met de beheersing van de hinder veroorzaakt door bussen en in 2010 met de indicatoren van richtlijn 2002/49/EG en de omrekening van de drempelwaarden. Voor sommige gevallen zijn in deze conventie de geluids- en trillingswaarden gepreciseerd vanaf welke de impact hinderlijk kan worden voor de bewoners. Die waarden gelden voor alle soorten rollend materieel.

Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een nieuwe versie van de conventie om met name een Brussels kader voor trillingsmetingen vast te stellen en de nieuwe controlemethodes en meetvoorwaarden erin op te nemen zoals voorzien in de nieuwe besluiten die de Brusselse regering op 1 december 2022 heeft aangenomen.


Zoals hierboven verduidelijkt, is er in dit stadium niets voorzien voor contactgeluid, gezien het ontbreken van referenties op dit gebied.